In gesprek met duizendpoot Flor Avelino werd één ding duidelijk: dat sociaal ondernemen en wetenschap een mooie combinatie kan zijn. Na haar studie is Flor gaan werken bij DRIFT en met haar collega’s heeft ze de Transition Academy opgericht. Hierbinnen bieden ze trainingen en onderwijs aan op het gebied van sociale, economische en ecologische duurzaamheid. “We hebben structurele verandering nodig op lange termijn. Een transitie van de diepgewortelde problemen in maatschappelijke systemen zoals economie, zorg en de gebouwde omgeving.”
Over Flor Avelino
Na een gevarieerde academische vorming in sociale en politieke wetenschappen aan het University College koos Flor voor een PhD gericht op Sustainability Transitions bij de Dutch Research Institute for Transitions (DRIFT), een onderzoeksinstituut aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Sindsdien is zij daar blijven werken als onderzoeker, adviseur en docent. DRIFT houdt zich bezig met het onderzoeken en praktiseren van transition theory op het gebied van duurzaamheid. Maar het bereiken van mensen die daar al mee bezig zijn was voor haar niet genoeg. Daarom startte ze met collega’s de Transition Academy waar kennisoverdracht en kennisproductie hand in hand gaan.
Een sociaal ondernemend onderzoeksinstituut
Een onderzoeksinstituut is wellicht niet het eerste waaraan je denkt bij een gesprek over sociaal ondernemen. “Toch is DRIFT dat wel”, volgens Flor Avelino. “Mensen die werken bij DRIFT zijn heel gedreven en willen écht bijdragen aan duurzaamheid. We doen veel actieonderzoek, wat betekent dat we vaak betrokken zijn bij de initiatieven die we bestuderen en proberen die te ondersteunen. Het aspect van geld verdienen is enkel bedoeld om te kunnen blijven bijdragen aan nieuwe transities. Of we investeren het in onderzoek en onderwijs dat niet winstgevend is, maar wel fundamenteel bijdraagt aan de samenleving. Dat maakt van DRIFT een sociale onderneming.”
“Ik heb het geluk om bij een onderzoeksinstituut te werken dat sociaal ondernemend is ingesteld, een over het algemeen zeldzame combinatie.”
Flor begon bij DRIFT toen zij werkte aan haar PhD. “Toen DRIFT in 2004 werd opgericht, was actieonderzoek en toegepast onderzoek vanaf het begin een belangrijke focus naast het theoretische onderzoek. Vooral omdat de onderzoekers bij DRIFT vaak heel gedreven en betrokken zijn bij onderwerpen zoals duurzaamheid en transities. Door de jaren heen zijn we steeds meer strategisch beleidsadvies en onderwijs gaan bedrijven. Toch zie ik mezelf meer als een klassiek onderzoeker: het onderzoeken en uitwerken van ideeën en theorieën kan ook mooie resultaten opleveren, waarvan de toegevoegde waarde niet onderschat moet worden.” Persoonlijk helpt het Flor om het idee los te laten dat je alles moet kunnen. “Het is oké om je te specialiseren in onderzoek of onderwijs, in een wereld met een overvloed aan co-creatie en multidisciplinariteit.”
Radicaal en toch mainstream
Toen Flor bij DRIFT kwam werken lag het plan voor het onderwijzen van Transitiestudies al langere tijd op de plank. “Transitiestudies is interdisciplinair en dus interfacultair. Zo’n nieuwe studie opzetten, dat deed je niet zomaar.” Samen met enkele collega’s pakte zij de uitdaging op om onderwijs te gaan organiseren vanuit DRIFT. Dat bleek een goede zet. “We werden benaderd door ambtenaren, maar ook door studenten, ondernemers en mensen die werkten bij grote organisaties. Allerlei mensen die bezig zijn met maatschappelijke veranderingsprocessen en die willen weten hoe ze dat moeten aanpakken.”
Eén van die mensen was een sociaal ondernemer. “Hij benaderde ons met de vraag of hij mee kon doen aan een masterclass Transitiemanagement in ruil voor een wederdienst. Toen dachten we ‘Nou, dan organiseren we toch gewoon een wederdienst-cursus?’.” Die keus lag ten grondslag aan de Transition Academy. “We besloten om de Transition Academy op te richten om dit soort creatieve dingen vaker te kunnen doen.” Aan de tweedaagse cursus over transitie en transitiemanagement namen 15 sociaal ondernemers deel die allemaal een wederdienst voor de Transition Academy verleenden. “Eén ondernemer schreef bijvoorbeeld een marketing- en communicatieplan voor de academy, die toen nog in oprichting was.”
“We brengen authenticiteit en succes samen in een organisatie die haar radicaliteit behoudt, maar ook in de mainstream kan opereren.”
Ondertussen is het aanbod van onderwijs enorm gegroeid. “Vorig jaar heeft de Transition Academy direct en indirect meer dan 500 deelnemers bereikt met haar cursussen. En dat met minder dan 2 fte voor de organisatie en communicatie. Dit is mogelijk omdat wij voor het ontwikkelen en geven van cursussen samenwerken met allerlei andere sociaal ondernemende partijen zoals Meneer de Leeuw, Van De Schaal van Kampen, de Impact Hub en de Erasmus Academie.” Flor merkt op dat het een intern dilemma is om organisatorisch te willen groeien en tegelijkertijd de kwaliteit te willen waarborgen. “De voorkeur ligt bij het bewaken van de radicale kern, maar het is ook belangrijk om de beweeglijkheid te behouden. Dus we blijven de oorspronkelijke intenties evalueren om aan de belangrijkste vast te houden. Op deze manier brengen we authenticiteit en succes samen in een organisatie die haar radicaliteit behoudt, maar ook in een mainstream context opereert.”
Activistisch en lokaal
“Met DRIFT proberen wij participatieve processen te faciliteren” zo vertelt Flor Avelino. “Mijn collega’s gebruiken ideeën vanuit de transitietheorie bijvoorbeeld om in een wijk in Rotterdam-Zuid burgers te betrekken bij het verduurzamen van hun buurt.” Hoe kun je mensen laten nadenken over de verre toekomst? “We doen dit door onder andere verschillende scenario’s te schetsen, door workshops te organiseren en door deze te verbinden met de dagelijkse praktijk. DRIFT heeft al honderden processen door middel van dit soort transitiemanagement begeleid.” Naast actie- en toegepast onderzoek geeft DRIFT ook strategisch beleidsadvies. “Meestal zijn we ook daarin betrokken als facilitator of procesmanagers, maar op andere momenten schrijven we een adviesrapport of een transitie-analyse van een bepaalde sector. Zo hebben we bijvoorbeeld voor de gemeente Den Haag een rapport geschreven over hoe zij duurzaamheid in de stad kan stimuleren.”
“Bij DRIFT vinden we dat activistische betrokkenheid zich prima laat combineren met onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek.”
Een bijzonder aspect van DRIFT is dat ze naast internationale onderzoeksprojecten ook lokale projecten oppakken. DRIFT is betrokken bij meerdere internationale programma’s en leidt twee grote onderzoeksprojecten over sociale innovatie en steden in transities. Zulke internationale projecten vertalen zich ook in nationale en lokale samenwerking. “Bij het TRANSIT onderzoeksproject over sociale innovatie hebben we onderzoek gedaan naar de Impact Hub. Vervolgens hebben we vanuit de Transition Academy samen met de Impact Hub Amsterdam een cursus over transities en sociale innovatie opgezet”. Dit onderzoeksproject ontwikkelde zich van een internationaal gesubsidieerde, naar een sociaal ondernemende praktijk. Ook werken DRIFT-onderzoekers vaak samen met de gemeente Rotterdam en de verschillende wijken. Het sociale aspect van onderzoek doen is iets wat daarbij op de voorgrond lijkt te staan. “Binnen de academische wereld wordt DRIFT enerzijds bekritiseerd als ‘te activistisch’, terwijl we anderzijds juist worden geprezen om onze binding met lokale projecten.” In het verleden hebben actievoerders de Erasmus Universiteit verweten voor hun gebrek aan binding met de stad Rotterdam. “Bij DRIFT vinden we dat activistische betrokkenheid zich prima laat combineren met onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek.”
Sociale betrokkenheid als drijfveer
“Durven, risico nemen, visie op verandering en duurzaamheid in het huidige systeem betekent dat we voor de problemen die we nu zien een andere manier van werken moeten ontwikkelen.”
“Sociaal ondernemen stelt je in staat om datgene wat nog niet is uit te proberen. Ik associeer dat heel erg met de vrijheid en de mogelijkheid om processen anders te doen. Spelenderwijs tot oplossingen kunnen komen.”
Ondanks de voordelen van een ondernemende aanpak, benadrukt Flor dat publieke middelen nodig blijven. Een onafhankelijk onderzoeksinstituut kan niet als pure commerciële onderneming opereren. “Een ondernemende en commerciële aanpak is niet altijd wenselijk, want dat heeft ook allerlei nadelen Bij DRIFT zijn we genoodzaakt om ondernemend te werk te gaan, omdat we geen basissubsidies krijgen en afhankelijk zijn van projecten. Om deze noodzaak tot ondernemerschap in lijn te brengen met onze duurzaamheidsidealen, hebben we hier sociaal ondernemerschap van gemaakt. Dat is een experiment dat toe nu toe vrij goed lijkt te werken. Maar of het voor elk onderzoeksinstituut zou werken, dat betwijfel ik.”
Volgens Flor Avelino gaat het erom de balans te behouden: “Bepaalde processen kunnen sneller verlopen met een ondernemende aanpak dan wanneer je volledig afhankelijk bent van subsidies. Andere processen kunnen niet anders dan door middel van publieke middelen: diepgravend sociaalwetenschappelijk onderzoek op de lange-termijn, dat lukt niet zonder publieke steun. De vraag is wat je vervolgens met de uitkomsten van dat onderzoek doet, nadat de subsidie is afgelopen. Moet je voor het verder toepassen en uitdragen van het onderzoek weer wachten op de volgende subsidie? Ik denk dat dit voor een deel op een sociaal ondernemende manier kan. Daarbij zet je door te ondernemen iets op de markt wat al voldoet aan een vraag: als mensen geïnteresseerd zijn dan komen ze erop af en anders niet. Dat houdt ook in dat we meer risico nemen en dat het faliekant fout kan gaan. Maar als het goed gaat hebben we een langzaam subsidieproces omzeild. Door die snelheid kunnen we intuïtiever en creatiever werk leveren. Het is een misverstand om te denken dat sociaal ondernemen subsidies volledig kan vervangen: ze moeten elkaar complementeren. Sociaal ondernemen ontslaat ons ook niet van de plicht om kritisch te zijn over hoe we onze publieke middelen inzetten en om de systemen daarom heen te verbeteren.”
“Dat sociaal ondernemen de toekomst is voor alle organisaties lijkt me niet realistisch. We kunnen maatschappelijke problemen niet oplossen met enkel sociaal ondernemerschap. We hebben ook nog steeds publieke middelen nodig om inclusiviteit en rechtvaardigheid te waarborgen.”
Sociale betrokkenheid is de drijfveer van alle activiteiten binnen DRIFT. “Als je een sociale onderneming hebt zonder activistisch ingestelde medewerkers, dan wordt het lastig om de sociale kant van die onderneming levend te houden. De brandstof van het sociale element binnen je sociale onderneming is de maatschappelijke betrokkenheid van je werknemers. Die betrokkenheid zie je bijvoorbeeld terug in de wens om iets extra’s te willen doen. Of dat ze kritisch durven te zijn tegenover een opdrachtgever, ongeacht het risico dat ze daarmee de opdracht mislopen.”
Een holistische universiteit
Flor’s droom is om transitietheorie nog tastbaarder te maken. Zo wil ze een campus creëren waar duurzaamheid vertegenwoordigd wordt. “Een holistische universiteit waar men niet alleen duurzaamheid leert op abstract niveau, maar ook in de praktijk leert om bijvoorbeeld een biologische tomaat te telen.” Haar visie is dat studenten moeten kunnen leren, werken en eventueel wonen op zo’n campus, om niet alleen cognitief maar ook zintuigelijke een duurzamere leefomgeving te ervaren. En dat dan het liefst met honderden tegelijk. “Dat is altijd mijn droom geweest: om dat wat geleerd wordt ook te laten materialiseren op de campus. Waar niet alleen studenten zijn, maar waar iedereen welkom is om leven lang te leren. Het idee van een modern klooster; als een plek waar je je terug kunt trekken om tot jezelf te komen.”
Mensen die nieuw zijn op het gebied van sociaal ondernemen raadt ze aan om zich aan te sluiten bij een collectief van sociaal ondernemers. “De beste manier om in beweging te komen is om je aan te sluiten bij een sociale beweging, bij een collectief waarbij je je thuis voelt. Er zijn heel veel netwerken en bewegingen die zich bezighouden met het bijdragen aan een betere wereld op een ondernemende manier. Vaak zijn deze netwerken internationaal verbonden, maar tegelijkertijd ook lokaal actief.” Dit zijn zogenaamde ‘glokale’ (globale & lokale) of ‘translokale’ netwerken. “Die kunnen startende sociaal ondernemers helpen om zowel internationaal als lokaal het nodige netwerk op te bouwen en inspiratie op te doen.”
Wil je meer lezen over sociaal ondernemers zoals Flor Avelino? Houd dan vooral onze website in de gaten. Natuurlijk kan je ons ook op social media volgen! Like ons op Facebook, volg ons op Twitter of schrijf je in voor de nieuwsbrief! Voor een volgend interview draagt Flor het stokje over aan Tatiana Glad, oprichter en directeur van de Impact Hub Amsterdam.
Reacties